HOUD EVEN HALT, REIZIGER

Het is een traditie in mijn gastblogs voor het Gallo-Romeins Museum: de zomerslaap. Aan het eind van het blogseizoen, dat loopt van september tot juni, leg ik de virtuele pen neer, tot eind augustus. Mijn eindeseizoensblog leidt ook traditioneel de zomer in. Hier gaan we. HOUD EVEN HALT, REIZIGER

Wat symboliseert er mooier de zomer dan de zonnebloem? Waarom draaien jonge exemplaren hun hoofd mee met de zon? Je ontdekt het hier, samen met Tamino. Foto: Jonson22/Wikimedia Commons.

Ik moet eerst iets bekennen: ik ben geen grote aanhanger van de stelling ‘nihil novi sub sole’, ‘niets nieuws onder de zon’. Die zon heeft in dit geval niets met de zomer te maken, wel met de stelling: toen ook al, of de idee dat de geschiedenis zich herhaalt. Dat alles al eens eerder is gebeurd. Ik geloof dat dat zelden letterlijk het geval is.

Maar in déze blog trek ikzelf resoluut het ‘niets nieuws onder zon’-register open. En ik spits het toe op… reizen en toerisme. Het is erg frappant, als je je erop toespitst, hoeveel teksten uit de oudheid het hebben over, jawel, reizen en toerisme. En over herkenbare fenomenen, zoals daar zijn: klachten over slechte bedden en twijfelachtige maaltijden, ziekmakend drinkwater, vervelende medereizigers, irritant langdradige en onbekwame gidsen die uit hun nek kletsen, souvenirprulletjes kopen en graffiti aanbrengen…: allemaal komt het in die vele teksten wel eens ergens aan bod. Of neem deze vaststelling van een reiziger, over de inwoners van de Egyptische stad Alexandrië: ‘Ze hebben maar één god: geld.’

Er circuleerden hitlijstjes van plekken die je gezien moest hebben – wij noemen dat tegenwoordig in schoon Engels must see’s of bucketlists –, min of meer gezonde kuuroorden waren erg populair en er was, jawel, ook ramptoerisme. Waar hebben we dat de voorbije weken nog gehoord? In haar Pompeï-boek wijst Mary Beard erop dat sommige van de teruggevonden slachtoffers vermoedelijk ramptoeristen waren die ná de uitbarsting van de Vesuvius naar de gevaarlijke, bedolven stad waren gekomen en hun bezoek niet overleefden. Inderdaad, niets nieuws onder de zon, zo te horen, ik moet het bekennen. Ik moest er ook aan denken toen ik las dat veel plekken waar films of tv-series zijn opgenomen, intussen populaire toeristische bestemmingen zijn. Fictie als lokmiddel. Zoals in de oudheid plekken en fenomenen die wij nu met mythologie verbinden populair waren: de plek waar Zeus zogezegd was geboren, de rotsen waar Afrodite uit het schuim van de zee oprees, de steen waarin Hekabe, de laatste koningin van Troje, uit verdriet veranderd was…

TO.93.SA.002 (veldfles) (003)Uit de GRM-collectie: deze ijzeren veldfles is in 1996 opgegraven in Tongeren. Vermoedelijk hing ze aan het paardentuig.

Over naar de Romeinse keizertijd. Toen toerden beroemde redenaars rond die voor duizenden mensen optraden op festivals: herkent u het fenomeen? De oudheid was haar tijd toen overigens ook ferm vooruit, om het zo te zeggen: in de eerste eeuwen na Christus was er een eenheidsmunt die op veel grotere schaal circuleerde dan onze euro, en op de meeste plaatsen kon je een mondje meepraten als je twee talen kende (2): Latijn en Grieks.

Maar. Er is ook een dikke maar: om in de oudheid op reis te kúnnen gaan moest je natuurlijk wel tot de elite behoren. De allermeeste inwoners van dat Romeinse keizerrijk reisden nooit of vrijwel nooit. De miljoenen toeristen die in onze tijd elk jaar landen als pakweg Italië, Griekenland en Egypte aandoen, dat waren in de oudheid toch eerder enkele duizenden of tienduizenden mensen. Reizen is de jongste decennia ferm gedemocratiseerd. Soms is er dus wél degelijk iets fundamenteel nieuws onder de zon…

Ik eindig misschien een beetje verrassend met een bijzonder fenomeen uit de oudheid, dat wij bij mijn weten niet meer kennen: grafmonumenten die reizigers op invalswegen naar steden direct aanspraken. Dat herinnerde die reizigers aan de broosheid van hun bestaan. Dit is er zo eentje, bij het graf van een kind: ‘Sta stil, ik smeek en vraag het u, reiziger, en kijk naar dit graf.’ En helemaal tot slot: ‘Houd even halt, reiziger, ook al vliegt de korte tijd.’

Ik houd even halt, lezer. Graag tot na de zomer!

Trigger voor deze blog: het dodelijke ‘Titanic’-ramptoerisme. En de lectuur van het boek ‘De weg naar Olympus. In het voetspoor van de Romeinse toeristen uit de oudheid’ van Tony Perrottet uit 2004.

Je hebt een idee dat in deze reeks blogs past? Mail het naar Patrick De Rynck.

Meer over de oudheid in jouw leven? Check www.hic-nunc.be

Reacties

  1. We trekken al eens naar zee en wandelen langs het strand.
    Dit breng een vers uit de Ilias (I, 34) in herinnering:
    βή δ’ άκέων παρά θίνα πολυφλοίσβοιο θαλάσσης.
    “En hij stapte zwijgend langs de duine van de veelvloedige zee.” (vertaling van Gezelle, 1858)

  2. We trekken al eens naar zee en wandelen langs het strand.
    Dit brengt een vers uit de Ilias (I, 34) in herinnering:
    βή δ’ άκέων παρά θίνα πολυφλοίσβοιο θαλάσσης.
    “En hij stapte zwijgend langs de duine van de veelvloedige zee.” (vertaling van Gezelle, 1858)

    • Beste Frans,
      Da’s een hele mooie! Ja, de oude Grieken en de zee… Mooi hoe Gezelle dat vers vertaalde.
      Vriendelijke groet,
      PDR

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *